’t Oetstepke vaan St. Chrisjtijn, het uitstapje Sint – Christijn
De heilige Christina is de patrones van de jeugd van Eijsden. In de volksmond zegt men gewoon Sint – Christijn en de jongens van de Jonkheid zeggen “’t Meisje van Eijsden.” Er is altijd veel belangstelling voor om haar beeld te mogen dragen in de bronkprocessie en de jongens hebben er heel wat voor over. De plaatsen worden Pinkstermaandag tijdens de algemene vergadering aan de Jonkheid bij opbod verkocht.
Het zal in 1919 geweest zijn, dat Pieter en Kobus die taak voor zich opeisten. Ze waren twee onafscheidelijke kameraden, vrijgezellen, ver in de veertig, die bier en plezier altijd boven vrouwen gesteld hadden. Ze waren allebei lid van de toneelvereniging en muzikant in de harmonie van de graaf, waarin ze niet onverdienstelijk de alto bliezen. De dirigent van de harmonie vond het jammer dat hij die twee nu in de processie moest missen: alto’s en cors maken processiemuziek zo mooi. “Maar ja,” zei Pieter, “we zijn nu op een leeftijd gekomen dat we ook eens een meisje op onze nek willen dragen.” Toch zal het gipsen beeld van Sint – Christina hun bloeddruk niet omhoog gejaagd hebben.
Bronkzaterdag om zeven uur, toen in de Stiegel de kamers afgeschoten waren, haalden ze het beeld van zijn troon in de kerk van Eijsden, om het naar de kerk van Breust te brengen, want van daar uit zou de processie vertrekken.
Nu moet u weten dat Treeske, de zus van de kapitein van de Jonkheid, net die zaterdag getrouwd was en dat Pieter en Kobus haar het fijnste bloempje van de gemeente vonden. Wie zal zeggen of ze allebei vrijgezel gebleven waren als Treeske in hun tijd oud genoeg geweest was?
Het bruiloftsfeest werd gehouden in het café van Willem van Drieske aan de Trichterweg. Pieter en Kobus voelden zich verplicht even te gaan feliciteren, temeer omdat ze er toch voorbij zouden komen als ze Sint – Christina naar Breust zouden brengen.
Ze zetten het beeld buiten op de stoep en gingen Treeske en haar familie een hand geven. Ze werden stevig getrakteerd, maar ach, hoe meer ze dronken, hoe groter hun dorst werd. Wanneer men bij Willem van Drieske naar buiten keek, zag men aan de overkant van de Maas in Ternaaien het café Chez Dominique liggen en de vrijgezellen wisten dat het bier daar maar vijf cent kostte en bij Willem toch nog altijd een dubbeltje. Waren ze, met drie financieel zware dagen voor de boeg, dan zo dom als ze in Ternaaien nog een paar glaasjes naar binnen gingen werken?
Het beeld van Sint – Christina namen ze mee: voor geen geld wilden ze dat daar iets mee gebeuren zou. Toen Harie van Mèès, de veerman, hen met de sloep over de Maas zette, zei hij: “En jongens gaan jullie naar Ternaaien missionaris spelen? Denk er goed om: om tien uur gaat het veer dicht en morgen heb ik mijn vrije zondag.” Nee, ze zouden wel oppassen……
Bij Chez Dominique was het nogal druk: er werden duiven ingezet voor Jemeppe. Men keek er wel van op toen er die Hollandse kaaskoppen met het beeld van Sint – Christina het café binnenkwamen. Nu moet gezegd zijn: de Walen lopen de kerkdeur niet plat, maar voor heiligen hebben ze veel respect. Ze kenden trouwens het beeld van Sint – Christina. Het staat in de kerk van Eijsden, naast het beeld van St.-Egidius naar wie ze elk jaar op bedevaart gingen tegen de slepende koorts. Nee, het beeld lieten ze rustig op het tafeltje naast het buffet staan, maar de dragers moesten het ontgelden.
“Maossie Bosj”1) riepen ze. Jullie hebben in de oorlog met de Pruisen geheuld en de Duitse keizer is nou nog bij jullie op vakantie.”2) Pieter verdedigde zich door te zeggen dat hij vier jaar toneel gespeeld had voor de Belgische vluchtelingen. Nou, dat moest hij dan maar eens bewijzen door een stuk van zijn rol op te zeggen.
Heeft Pieter zich nou vergist, of was het opzet, het zal altijd wel een raadsel blijven, maar hij koos een stuk uit “Graaf Robrecht van Vlaanderen,” waarin hij de rol van Jan Breydel 3) gespeeld had. Met een omgedraaide biljartkeu zwaaide hij in het rond en riep: “Wat Wals is vals is! Wat Wals is vals is! Dood aan de Franskiljons!” Dat maakte voor de Walen van Ternaaien de maat vol. Als de waardin hen niet tegengehouden had, zou Pieter zonder broek in de Maas beland zijn. Nu kon hij het weer goed maken door een rondje voor het hele café te geven.
Door al die opschudding waren Pieter en Kobus de tijd vergeten. Het veer was dicht! Ze hebben nog aan de bel getrokken, de bel die diende om de veerman te roepen, maar deze dacht: “Ik heb hen gewaarschuwd; dat ze nu maar zien hoe ze het oplossen.”
Ze stonden nog te bellen toen ze in Eijsden de trom hoorden rondgaan, maar Harrie van Mèès liet zich niet zien. “Weet je,” zei Kobus, “de processie komt straks door de Trichterweg. We nemen Sint – Christina en lopen hier langs de Maas. Tegenover Oost aan de Waole Wiert weet ik een plek waar we door de Maas kunnen waden en daar sluiten we ons dan bij de processie aan.”
Zo gezegd, zo gedaan. Op de plaats waar ze volgens Kobus de doortocht zouden kunnen wagen, wachtten ze de processie op. Hun schoenen, de sokken erin, hadden ze met de veters om de nek van Sint – Christina gebonden. Zo iets had Eijsden nog nooit beleefd. De suisse, die de processie opende dacht dat hij Mozes met de ark door de zee zag trekken.
Zeker een half uur stond de processie stil omdat men eenvoudig niet verder kón van het lachen. Alleen mijnheer pastoor lachte niet; hij zou liever gevloekt hebben met het Allerheiligste in zijn handen. Kobus wilde zich uit de pijnlijke situatie redden en vertelde dat “die verreikte Walen” ’s nachts het beeld gepikt hadden en dat zij het met gevaar voor eigen leven waren gaan terug halen. “Ja, zei de pastoor, “dat ruik ik aan jullie adem.”
Als bronkmaandag de harmonie de pastoor een serenade gaat brengen zijn Pieter en Kobus er niet bij…….
- Frans: la boche: de mof. Moassie”: van (over) de Maas
- De verslagen Duitse keizer Wilhelm II vluchtte op 10 november 1918 naar Nederland. Hij passeerde de grens in Eijsden en verbleef tot zijn dood in 1941 in Doorn (Utrecht.)
- Jan Breydel: moedige trotse Vlaming uit “De Leeuw van Vlaanderen”(1938) door Henrik Concience. Hierin wordt de strijd van de Vlaamse burger tegen de overheersende Franse en Franskiljonse ridders verhaald, met als hoogtepunt de Vlaamse overwinning in de Gulden Sporenslag bij Kortrijk, in 1302.
Dit verhaal met bijbehorende foto’s en gegevens is aangeleverd door Stichting Eijsdens Verleden (www.eijsdensverleden.nl).
Het volksverhaal is geschreven door Willy Theunissen geb.06-03-1918 Eijsden overleden 01-05-2000 bloemist van beroep gehuwd met Mariëtte Henquet geb.E 29-08-1918 overleden 14-10-1993 Maastricht. Willy Theunissen was bij de toneelvereniging “De Eendracht ” een bekend dialectschrijver waarvan vele gedichten en verhalen bij “Eijsdens Verleden” zijn .
Saint Christine’s outing
Saint Christine is patroness of the youth of Eijsden, which call her ‘the girl of Eijsden’. They’re always eager to carry her statue at the procession of Bronk. They are so eager the places are sold by auction at the general meeting of the youth on Whit-Monday in their association called ‘the Jonkheit’.
Pieter and Kobus were inseparable comrades, merry bachelors of forty who chose beer over girls. They were members of the local drama association and musicians in the wind orchestra of the Count. They did a good job on blowing the alt. Roundabout 1919 they were chosen to carry Saint Christine. That meant they could not play their instruments during the procession, much to the dismay of their conductor. He’d rather seen them playing than carrying, because alto’s belonged in procession music. But Pieter explained that they now had reached the age to carry a girl on their necks. Nobody took them serious for it isn’t very exiting to carry a plaster statue.
Treeske’s wedding
It was Bronksaturday 07.00 hours when the statue was lifted from its throne in the church of Eijsden. It was ready to be transported to the church of Breust, starting point of the procession.
The captain of the association of the Jonkheit had a sister called Treeske, who just got married on Saturday. To Pieter and Kobus she was the finest flower of the community. If Treeske had been of their age only one of them would still be bachelor.
The wedding ceremony was held in the café owned by Willem van Drieske on the Trichter road. Pieter and Kobus felt obliged to attend the ceremony. Fortunately the café was on their way to the village of Breust, where they had to deliver Saint Christine.
Once arrived at the wedding they left the statue on the sidewalk and went in to shake hands with the newly weds. There was a lot of drinking going on and they got their fair share of beer.
Looking out of the window one could see the café Chez Dominique in the village Ternaaien, on the other side of the river Maas. The prize of the beer over there was five cents cheaper than at Drieske. As those were hard times, financially speaking, they decided toe pay a visit to Chez Dominique.
With the statue they crossed the river Maas on the ferry of Harie van Mees. The latter warned them: ‘’the last ferry leaves at ten ‘o clock sharp. So don’t be late lads. Tomorrow there will be no ferry at all as Sunday is my day off’’. They assured him to take his heeding at heart.
At Chez Dominique
Chez Dominique was crowded with people, many of them placing bets on doves for the Jemeppe event. These Walloons, French-speaking people, were surprised when the two from Holland entered with the Saint’s statue. Although Walloons were not regular visitors of the church, they had a deep respect for saints. They were very familiar with this particular saint Christine. Normally her statue stood next to that of saint Egidius in the church of Eijsden. Every year they went there on a pilgrimage to cure them of fever. That is why they left the statue where it stood, on the buffet, but started to verbally attack Pieter and Kobus.
They accused them of having collaborated with Prussia. ‘’The German emperor is still on holiday in your country.’’ In his defense Pieter said he had acted in many plays for Belgian refugees. Upon which his interrogators demanded him to point out which play exactly and to cite from it.
Was it intended or just a silly mistake? Nobody will ever know why Pieter chose a piece from ‘Count Robrecht of Flanders’ in which he had played the part of Jan van Breydel.
He flipped a billiard pool cue en waved it around while shouting: ‘’Everything Walloon is false. Death to the Franskiljons’’, meaning the French-speaking folks in Flanders.
Now Pieter had gone too far. Without intervention of the innkeeper the Walloons probably had thrown him in the river without his pants. Pieter decided to cool the tempers down by offering all a drink.
Al this commotion caused Pieter and Kobus to forget all about the last ferry. The ferryman did not respond when they rang his bell. Hary van Mees thought: ‘’I have warned them; let them sort it out’’!
Moses and the Ark
They were still ringing the bell when they heard the drum in Eijsden indicating the procession had started. ‘’You know’’, Kobus said, ‘’the procession will soon pass along the Trichter road. We shall walk along the riverside. I know a spot where the water isn’t deep so we can wade to the other side. It is opposite Oost, by the Waole Wiert. Once we have crossed the river we can join the procession’’.
And so they did. As de procession approached they made their crossing barefoot through the water. They had tucked their socks in their shoes and tied them with their laces around the statue’s neck.
Such a spectacle Eijsden had never seen. The Church Bailiff thought he saw Moses and the Ark cross the sea. The procession had to halt for a good half an hour because everybody was limp with laughter.
Only the pastor didn’t smile. He had rather cursed but he was holding a holy relic in his hands. Kobus tried to safe face by telling a story about the ‘cursed Walloons’ who had stolen the statue at night and how they retrieved it, risking their own lives. ‘’Yes’’, the pastor said, ‘’I can smell it on your breath’’.
Every Bronkmonday the wind orchestra brings a traditional serenade to the Pastor. Pieter and Kobus however shall never be welcome again.